Liebe, Glaube und Tod - Duitse romantische koormuziek
Anton Bruckner (1824-1896) - Pange lingua en Virga Jesse
Max Reger (1873-1916) - uit Acht geistliche Gesänge: Morgengesang en Nachtlied
Otto Nicolai (1810-1849) - Der 84. Psalm: Wie lieblich sind deine Wohnungen
Giacomo Meyerbeer (1791-1864)- Pater noster
Franz Liszt (1811-1886) - Das Vaterunser
Johannes Brahms (1833-1897) - Es ist das Heil uns kommen her
Joseph Rheinberger (1839-1901)- Warum toben die Heiden
Max Reger - uit Acht geistliche Gesänge: Unser lieben Frauen Traum en Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit
Johannes Brahms - Darthulas Grabesgesang
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) - Denn er hat seinen Engel befohlen
Programmatoelichting
In dit programma presenteert Vocaal Ensemble Multiple Voice een palet van koormuziek uit de Duitse romantiek. Het concertprogramma is samengesteld rond de thema’s liefde, geloof en dood – onderwerpen die in de romantische literatuur veelvuldig aan bod komen.
Anton Bruckner (1824-1896) was tijdens zijn leven vooral bekend als organist. Zijn roem als componist kwam pas aan het einde van zijn leven. De diep gelovige katholiek Bruckner probeerde met zijn composities de hemel op mystieke wijze te bereiken. Wat later in zijn symfonieën gemeengoed zou worden, is al zichtbaar in zijn motetten: de meest ingewikkelde, onconventioneel ontwikkelende modulaties worden gebruikt op weg naar ver verwijderde toonsoorten.
Het motet Pange Lingua is in 1868 voor vierstemmig koor geschreven in een oude Middeleeuwse toonsoort. Het werd 1869 voor het eerst uitgevoerd bij de inwijding van de nieuwe VotivKapelle in Linz. Het vierstemmige lofgezang Virga Jesse dateert uit 1895 en werd geschreven voor de hofkapel van Wenen.
Max Reger (1873-1916) heeft in zijn 43-jarige turbulente leven een groot oeuvre geschapen dat alle belangrijke genres bevat, behalve muziek voor theater. Zijn grote voorbeelden waren Bach, Beethoven en Brahms. Kenmerkend voor zijn werk is de zogenaamde ‘Reger-Harmonik’. De luisteraar wordt verrast door voortdurende wisselingen van toonsoort (modulaties) die de harmonische ontwikkeling van de compositie onvoorspelbaar maken.
Toen men Max Reger op 11 mei 1916 levenloos in zijn hotelkamer aantrof, bleek de componist te hebben gewerkt aan een van de Acht geistliche Gesänge, opus 138, en wel aan Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit. Reger schreef deze werken nadat hij, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, tot zijn teleurstelling voor militaire dienst was afgekeurd.
Waar ook andere motetten van Reger doen denken aan muziek van Johann Sebastian Bach, ademen de Acht geistliche Gesänge tevens de sfeer van werken van zeventiende-eeuwse Duitse componisten als Schütz en Scheidt. Hun stijl wordt gekenmerkt door kerktoonsoorten en een heldere en streng doorgevoerde structuur.
De Duitse componist en dirigent Otto Nicolai (1810-1849) leerde in Napels de operacomponist Donizetti kennen. Hij maakte daarna carrière als operacomponist in Wenen. Tot zijn bekendste werken behoort o.a. Die Lustige Weiber von Windsor. De 84. Psalm is een vrij onbekend werk. Het is een achtstemmig dubbelkorig motet dat een vergelijkbaar bekend thema gebruikt als in Ein Deutches Requiem van Brahms: ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’.
Giacomo Meyerbeer, geboren als Jakob Liebmann Meyer Beer (1791-1864) was één van de succesvolste operacomponisten uit de 19e eeuw en de voornaamste vertegenwoordiger van de grand opéra. Hij wist de Duitse, Italiaanse en Franse stijl tot een eigen operastijl samen te voegen. Naast de grootse opera’s schreef Meyerbeer ook intiem religieus werk zoals het vierstemmige motet Pater Noster.
Franz Liszt (1811–1886) was in zijn tijd één van de technisch meest begaafde pianisten, misschien wel de beste. Daarnaast was hij een vooruitstrevend componist, een groot muziekhervormer en -vernieuwer: het symfonisch gedicht en het pianorecital worden aan hem toegeschreven. Opmerkelijk waren de sobere pianowerken die hij schreef, waarin hij vooruitwees naar de twintigste-eeuwse atonale muziek.
In de laatste jaren van zijn leven sloot Liszt zich aan bij de katholieke kerk en produceerde hij alleen kerkmuziek. Das Vaterunser werd waarschijnlijk in 1860 gecomponeerd en in 1864 uitgegeven. Het werk is mogelijk een schets geweest voor zijn gelijktijdig ontstaan oratorium Christus. Kenmerken voor het motet is de afwisseling tussen grote tutti-passages en sterk uitgedunde delen. Liszt heeft in dit werk liturgische situaties en bijpassende sfeer van het bekende gebed Onze Vader proberen te vangen.
Johannes Brahms (1833-1897) bestudeerde diepgaand de werken van Heinrich Schütz en diens leermeester Giovanni Gabrieli (ca. 1554-1612). Van de koorwerken van Johannes Brahms genieten eigenlijk alleen de werken voor koor en orkest, en dan met name Ein deutsches Requiem, bekendheid. Toch schreef Brahms gedurende zijn werkzame leven een niet onaanzienlijk aantal werken voor koor a cappella. Dat is niet verwonderlijk, want hij heeft in zijn leven drie of vier officiële aanstellingen gehad als “Chorleiter”.
Daarnaast had hij een grote passie voor vroege polyfone muziek van Palestrina en zijn Italiaanse tijdgenoten, maar uiteraard ook voor Schütz, Bach en Händel. De muziek van deze grote meesters is voor hem altijd een grote inspiratiebron geweest als hij aan zijn eigen koorwerk werkte. Als geen ander beheerste Brahms in de negentiende eeuw de kunst van het vroege contrapunt.
Het motet Es ist das Heil uns kommen her (op. 29 no. 1) is gecomponeerd in 1860. Het motet opent met een koraal geïnspireerd door Bach en wordt vervolgd in een strikt fugatische stijl. Verrassend zijn de gebonden gezongen delen van het werk afgewisseld met een heldere declamatie van de tekst.
De muziek van Josef Gabriel Rheinberger (1839 –1901) is vrij bekend bij organisten, maar zijn andere werken bleven relatief onbekend. Toch was hij in zijn tijd een zeer gerespecteerde muziektheoreticus, muziekpedagoog en componist. Rheinberger schreef meer dan tweehonderd werken voor koor, orkest en solisten. Warum toben die Heiden is een vierstemmig koorwerk gebaseerd op Psalm 2. Het is tweede motet van de vijf motetten uit zijn opus 40.
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) was al op zeer jonge leeftijd via de Berliner Singakademie van Carl Friedrich Zelter zeer vertrouwd geraakt met de regels van de polyfonie. Zijn latere sacrale composities tonen duidelijk zijn grote bewondering voor de machtige traditie van de vocale muziek reikend van Josquin tot Bach. Mendelssohn is in staat het verfijnde contrapunt van Bach te combineren met een veelvoud aan andere compositietechnieken en met het meer emotionele vocabulaire van de romantiek.
Denn er hat seinen Engeln befohlen is een achtstemmig a cappella motet dat hij componeerde in 1844 voor de kathedraal in Berlijn. Mendelssohn droeg het stuk op aan Keizer Friedrich Wilhelm IV van Pruissen die net een aanslag op zijn leven had overleefd. Tekst en muzikaal thema worden in dit stuk homofoon geïntroduceerd door de hoge stemmen (‘de engelen’) en beantwoord door de lage stemmen. Zij benadrukken het Duitse woord ‘behüten’: het behoeden, bewaken, beschermen dat een herder voor zijn kudde doet.
Frank van Dorsten
Anton Bruckner (1824-1896) - Pange lingua en Virga Jesse
Max Reger (1873-1916) - uit Acht geistliche Gesänge: Morgengesang en Nachtlied
Otto Nicolai (1810-1849) - Der 84. Psalm: Wie lieblich sind deine Wohnungen
Giacomo Meyerbeer (1791-1864)- Pater noster
Franz Liszt (1811-1886) - Das Vaterunser
Johannes Brahms (1833-1897) - Es ist das Heil uns kommen her
Joseph Rheinberger (1839-1901)- Warum toben die Heiden
Max Reger - uit Acht geistliche Gesänge: Unser lieben Frauen Traum en Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit
Johannes Brahms - Darthulas Grabesgesang
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) - Denn er hat seinen Engel befohlen
Programmatoelichting
In dit programma presenteert Vocaal Ensemble Multiple Voice een palet van koormuziek uit de Duitse romantiek. Het concertprogramma is samengesteld rond de thema’s liefde, geloof en dood – onderwerpen die in de romantische literatuur veelvuldig aan bod komen.
Anton Bruckner (1824-1896) was tijdens zijn leven vooral bekend als organist. Zijn roem als componist kwam pas aan het einde van zijn leven. De diep gelovige katholiek Bruckner probeerde met zijn composities de hemel op mystieke wijze te bereiken. Wat later in zijn symfonieën gemeengoed zou worden, is al zichtbaar in zijn motetten: de meest ingewikkelde, onconventioneel ontwikkelende modulaties worden gebruikt op weg naar ver verwijderde toonsoorten.
Het motet Pange Lingua is in 1868 voor vierstemmig koor geschreven in een oude Middeleeuwse toonsoort. Het werd 1869 voor het eerst uitgevoerd bij de inwijding van de nieuwe VotivKapelle in Linz. Het vierstemmige lofgezang Virga Jesse dateert uit 1895 en werd geschreven voor de hofkapel van Wenen.
Max Reger (1873-1916) heeft in zijn 43-jarige turbulente leven een groot oeuvre geschapen dat alle belangrijke genres bevat, behalve muziek voor theater. Zijn grote voorbeelden waren Bach, Beethoven en Brahms. Kenmerkend voor zijn werk is de zogenaamde ‘Reger-Harmonik’. De luisteraar wordt verrast door voortdurende wisselingen van toonsoort (modulaties) die de harmonische ontwikkeling van de compositie onvoorspelbaar maken.
Toen men Max Reger op 11 mei 1916 levenloos in zijn hotelkamer aantrof, bleek de componist te hebben gewerkt aan een van de Acht geistliche Gesänge, opus 138, en wel aan Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit. Reger schreef deze werken nadat hij, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, tot zijn teleurstelling voor militaire dienst was afgekeurd.
Waar ook andere motetten van Reger doen denken aan muziek van Johann Sebastian Bach, ademen de Acht geistliche Gesänge tevens de sfeer van werken van zeventiende-eeuwse Duitse componisten als Schütz en Scheidt. Hun stijl wordt gekenmerkt door kerktoonsoorten en een heldere en streng doorgevoerde structuur.
De Duitse componist en dirigent Otto Nicolai (1810-1849) leerde in Napels de operacomponist Donizetti kennen. Hij maakte daarna carrière als operacomponist in Wenen. Tot zijn bekendste werken behoort o.a. Die Lustige Weiber von Windsor. De 84. Psalm is een vrij onbekend werk. Het is een achtstemmig dubbelkorig motet dat een vergelijkbaar bekend thema gebruikt als in Ein Deutches Requiem van Brahms: ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’.
Giacomo Meyerbeer, geboren als Jakob Liebmann Meyer Beer (1791-1864) was één van de succesvolste operacomponisten uit de 19e eeuw en de voornaamste vertegenwoordiger van de grand opéra. Hij wist de Duitse, Italiaanse en Franse stijl tot een eigen operastijl samen te voegen. Naast de grootse opera’s schreef Meyerbeer ook intiem religieus werk zoals het vierstemmige motet Pater Noster.
Franz Liszt (1811–1886) was in zijn tijd één van de technisch meest begaafde pianisten, misschien wel de beste. Daarnaast was hij een vooruitstrevend componist, een groot muziekhervormer en -vernieuwer: het symfonisch gedicht en het pianorecital worden aan hem toegeschreven. Opmerkelijk waren de sobere pianowerken die hij schreef, waarin hij vooruitwees naar de twintigste-eeuwse atonale muziek.
In de laatste jaren van zijn leven sloot Liszt zich aan bij de katholieke kerk en produceerde hij alleen kerkmuziek. Das Vaterunser werd waarschijnlijk in 1860 gecomponeerd en in 1864 uitgegeven. Het werk is mogelijk een schets geweest voor zijn gelijktijdig ontstaan oratorium Christus. Kenmerken voor het motet is de afwisseling tussen grote tutti-passages en sterk uitgedunde delen. Liszt heeft in dit werk liturgische situaties en bijpassende sfeer van het bekende gebed Onze Vader proberen te vangen.
Johannes Brahms (1833-1897) bestudeerde diepgaand de werken van Heinrich Schütz en diens leermeester Giovanni Gabrieli (ca. 1554-1612). Van de koorwerken van Johannes Brahms genieten eigenlijk alleen de werken voor koor en orkest, en dan met name Ein deutsches Requiem, bekendheid. Toch schreef Brahms gedurende zijn werkzame leven een niet onaanzienlijk aantal werken voor koor a cappella. Dat is niet verwonderlijk, want hij heeft in zijn leven drie of vier officiële aanstellingen gehad als “Chorleiter”.
Daarnaast had hij een grote passie voor vroege polyfone muziek van Palestrina en zijn Italiaanse tijdgenoten, maar uiteraard ook voor Schütz, Bach en Händel. De muziek van deze grote meesters is voor hem altijd een grote inspiratiebron geweest als hij aan zijn eigen koorwerk werkte. Als geen ander beheerste Brahms in de negentiende eeuw de kunst van het vroege contrapunt.
Het motet Es ist das Heil uns kommen her (op. 29 no. 1) is gecomponeerd in 1860. Het motet opent met een koraal geïnspireerd door Bach en wordt vervolgd in een strikt fugatische stijl. Verrassend zijn de gebonden gezongen delen van het werk afgewisseld met een heldere declamatie van de tekst.
De muziek van Josef Gabriel Rheinberger (1839 –1901) is vrij bekend bij organisten, maar zijn andere werken bleven relatief onbekend. Toch was hij in zijn tijd een zeer gerespecteerde muziektheoreticus, muziekpedagoog en componist. Rheinberger schreef meer dan tweehonderd werken voor koor, orkest en solisten. Warum toben die Heiden is een vierstemmig koorwerk gebaseerd op Psalm 2. Het is tweede motet van de vijf motetten uit zijn opus 40.
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) was al op zeer jonge leeftijd via de Berliner Singakademie van Carl Friedrich Zelter zeer vertrouwd geraakt met de regels van de polyfonie. Zijn latere sacrale composities tonen duidelijk zijn grote bewondering voor de machtige traditie van de vocale muziek reikend van Josquin tot Bach. Mendelssohn is in staat het verfijnde contrapunt van Bach te combineren met een veelvoud aan andere compositietechnieken en met het meer emotionele vocabulaire van de romantiek.
Denn er hat seinen Engeln befohlen is een achtstemmig a cappella motet dat hij componeerde in 1844 voor de kathedraal in Berlijn. Mendelssohn droeg het stuk op aan Keizer Friedrich Wilhelm IV van Pruissen die net een aanslag op zijn leven had overleefd. Tekst en muzikaal thema worden in dit stuk homofoon geïntroduceerd door de hoge stemmen (‘de engelen’) en beantwoord door de lage stemmen. Zij benadrukken het Duitse woord ‘behüten’: het behoeden, bewaken, beschermen dat een herder voor zijn kudde doet.
Frank van Dorsten