De Gouden Eeuw van Portugal
|
Estêvão Lopes Morago (ca. 1575-1630) - De profundis
Duarte Lobo (ca. 1565-1646) - Pater peccavi
Frei Manuel Cardoso (1566-1650) - Missa Pro Defunctis: Introitus en Graduale
Duarte Lobo (ca. 1565-1646) - Audivi vocem de caelo
Diogo Dias Melgás (1638-1700) - Salve Regina
Frei Manuel Cardoso (1566-1650)- Missa Pro Defunctis: Offertorium en Communio
Matthew Martin (1976) - Iustorum animae
Filipe de Magalhães (ca. 1571-1652) - Commissa mea pavesco
Frei Manuel Cardoso (1566-1650) - Missa Pro Defunctis: Libera me
Eric Whitacre (1970) - Sleep
Programmatoelichting
In 1566 zag in Portugal Manuel Cardoso het levenslicht, aan het begin van een gouden eeuw van de sacrale polyfone renaissancemuziek op het Iberische schiereiland, een bloeiperiode waar Cardoso een grote bijdrage aan zou leveren. Deze opleving van polyfonie in Portugal kwam laat, want elders in Europa deed de barok al zijn intrede, maar leverde niettemin een schat aan zeer fraaie muziek op. Daarvan is overigens lang niet alles bekend, want bij de aardbeving in Lissabon in 1755 ging heel veel muziek verloren. Multiple Voice brengt een najaarsconcert rond Cardoso’s bijzondere en wonderschone 6-stemmige requiem Missa pro Defunctis.
Centraal in de late opleving van de renaissancepolyfonie in Portugal stond een koorschool die was verbonden aan de kathedraal van Evora, waar maestro Manuel Mendes een generatie musici opleidde die deze bijzondere bloeiperiode gestalte zouden geven. Ook Manuel Cardoso (1566-1650) werd opgeleid aan deze kathedrale koorschool, en trad na zijn opleiding toe tot de orde van de Karmelieten in Lissabon, waar hij het grootste deel van zijn werkzame leven als componist en organist in het klooster zou verblijven. Hij genoot zijn leven lang de bescherming van zijn vriend en collegacomponist Joâo, hertog van Bragança en de latere koning (João IV) van een onafhankelijk Portugal. Zijn eerste werken, gepubliceerd in 1625, droeg hij op aan João, en in deze bundel bevindt zich ook zijn meesterwerk Missa pro Defunctis.
De muziek in deze bundel is sterk beïnvloed door de polyfone stijl van Palestrina. Cardoso was zeer goed bekend met het werk van deze Italiaanse componist, maar voegde zijn eigen stijlelementen toe en was niet ongevoelig voor de barokke tijdgeest die elders in Europa heerste. Dat maakt zijn muziek tot een mix van de oude componeerstijl en vernieuwende harmonieën. In zijn requiemmis echter blijft Cardoso, ondanks het markante en modern klinkende vergrote interval in het hoofdmotief, stevig verankerd in de traditie. Hij putte klaarblijkelijk inspiratie uit een nog ouder polyfoon requiem van de Portugees Pedro de Escobar, waarin de zang van de bovenste partij ook veelvuldig in lange notenwaarden is genoteerd. Ook wisselt Cardoso stijlgetrouw de polyfone delen af met Gregoriaanse zang. Er is te weinig bekend over de omstandigheden waarin Cardoso werkte om met zekerheid te zeggen wat voor bezetting hij voor ogen had bij het componeren van zijn 6-stemmige requiem, maar in ieder geval is het een koorstuk pur sang. Het geeft het koor volop mogelijkheden om een monumentale en sonore klank neer te zetten en de late bloei van de polyfone klankwereld in Portugal hoorbaar te maken.
De Portugese muzikale gouden eeuw was er een met een zwart randje, want componisten van deze late Portugese renaissance schreven hun muziek onder de overheersing door de Spaanse Habsburgers, die duurde van 1580 tot 1640. Ze hadden een voorliefde voor teksten over rouw en lamentatie, omdat ze zuchtten onder de buitenlandse overheersing, treurden om de verloren Portugese monarchie, verlangden naar een herstel daarvan.
Het motet Pater Peccavi van componist Duarte Lobo (ca. 1565-1646), net als Cardoso student aan de kathedrale koorschool van Evora, is zo'n klaagzang. Het is van oorsprong een responsoriumtekst, en Lobo vult deze aan met een enkele tekstregel ‘miserere mei Deus’ (heb erbarmen met mij, Heer), die door de tweede sopraan repeterend wordt gezongen door het hele motet heen. Ook van Lobo is het motet Audivi vocem de caelo, tevens gecomponeerd op een korte responsoriumtekst met een enkel vers en antwoord. Beide motetten zijn ingetogen van stijl.
Ook Filipe de Magalhães (ca. 1571-1652) studeerde muziek aan de kathedraal van Evora en was naar verluidt de favoriete leerling van Manuel Mendes. Hij volgde zijn leermeester op als maestro van het klooster Claustro da Sé, maar vertrok uiteindelijk naar Lissabon, waar hij het bracht tot de positie van maestro van de Capela Real. Zijn motet voor de doden, Commissa mea pavesco was het sluitstuk van zijn bundel Liber Missarum uit 1636, een bundel waarin zich ook zijn 6-stemmige Missa pro Defunctis bevond. Deze boetezang, een toonzetting van een vers van het responsorium ‘Domine, quando veneris’, wordt gekarakteriseerd door imitaties door de verschillende stempartijen en verhogingen om de melodische lijnen te benadrukken. Het is zonder twijfel een van zijn beste composities.
Estêvão Lopes Morago (ca. 1575-1630) werd geboren in Spanje en is een vertegenwoordiger van de culturele kruisbestuiving tussen Portugal en Spanje. Ook al verlangden de Portugezen naar het een einde van de Spaanse overheersing, invloedrijke culturele kopstukken uit de geschiedenis van het Iberisch schiereiland konden zich vrij verplaatsen tussen de twee landen, los van politieke beperkingen. Morago, een leerling van Filipe de Magalhães in Evora, werd kapelmeester van de kathedraal van Viseu en nam het ambt van priester op in 1605. Zijn De Profundis is een zetting van de twee eerste regels van psalm 130, de smeekbede van de mens tot God, en bevat verfrissende dissonanten.
Diogo Dias Melgás (1638-1700) was de laatste van de Portugese meesters van de sacrale renaissancepolyfonie. Hij was vanaf zijn achtste koorknaap in de kathedraal van Evora, en werd daar ook gewijd. Dertig jaar lang zou hij de kapelmeester zijn. De muziek die hij er schreef werd zeer gewaardeerd en kopieën ervan werden gemaakt voor de kathedraal van Lissabon, waar de kopiisten zich volop verbaasden over de harmonische gewaagdheid ervan. Met deze composities breekt uiteindelijk de echte geest van de barok door in Portugal, waar het de fantasierijke en gedetailleerde muzikale verbeelding zijn weerklank vindt in het geloofsleven. Deze invloeden zijn duidelijk te horen in het stuk Salve Regina, waarin alle vier stemmen met het bekende antifoonmotief openen, maar waarin Melgás de geest van de barok door middel van ritmische en harmonische vindingrijkheid de vrije loop laat.
Rouw en lamentatie vormen ook de rode draad door de moderne stukken in dit programma. Eric Whitacre (1970) schreef Sleep oorspronkelijk als opdrachtwerk op basis van een gedicht van Robert Frost. Helaas gaven de erven van de dichter geen toestemming voor het gebruik van deze tekst en Whitacre moest het werk terugtrekken. Uiteindelijk vroeg hij de dichter Charles Anthony Silvestri om een nieuwe tekst te schrijven op de bestaande muziek. Dat werd Sleep, een gedicht over de half slaap - half waaktoestand waarin we soms verkeren voordat we in slaap vallen. Voor Silvestri had dit een bijzondere lading, want hij schreef het rondom het overlijden van zijn vrouw.
Matthew Martin (1976) studeerde aan Magdalen College Oxford en aan de Royal Academy of Music. Hij wordt beschouwd als rijzende ster van de nieuwe generatie Britse kerkcomponisten. Iustorum Animae werd gecomponeerd voor Allerheiligen in 2003. Het a capella stuk is geschreven voor de lage stemgroepen (alt, tenor, bas). Martin schreef het stuk ter nagedachtenis aan Dickon Peschek, een beroemde koorzanger van de Wantage Parish Church, die zich het leven benam toen hij hoorde dat hij terminaal ziek was.
Christiaan Mak
Duarte Lobo (ca. 1565-1646) - Pater peccavi
Frei Manuel Cardoso (1566-1650) - Missa Pro Defunctis: Introitus en Graduale
Duarte Lobo (ca. 1565-1646) - Audivi vocem de caelo
Diogo Dias Melgás (1638-1700) - Salve Regina
Frei Manuel Cardoso (1566-1650)- Missa Pro Defunctis: Offertorium en Communio
Matthew Martin (1976) - Iustorum animae
Filipe de Magalhães (ca. 1571-1652) - Commissa mea pavesco
Frei Manuel Cardoso (1566-1650) - Missa Pro Defunctis: Libera me
Eric Whitacre (1970) - Sleep
Programmatoelichting
In 1566 zag in Portugal Manuel Cardoso het levenslicht, aan het begin van een gouden eeuw van de sacrale polyfone renaissancemuziek op het Iberische schiereiland, een bloeiperiode waar Cardoso een grote bijdrage aan zou leveren. Deze opleving van polyfonie in Portugal kwam laat, want elders in Europa deed de barok al zijn intrede, maar leverde niettemin een schat aan zeer fraaie muziek op. Daarvan is overigens lang niet alles bekend, want bij de aardbeving in Lissabon in 1755 ging heel veel muziek verloren. Multiple Voice brengt een najaarsconcert rond Cardoso’s bijzondere en wonderschone 6-stemmige requiem Missa pro Defunctis.
Centraal in de late opleving van de renaissancepolyfonie in Portugal stond een koorschool die was verbonden aan de kathedraal van Evora, waar maestro Manuel Mendes een generatie musici opleidde die deze bijzondere bloeiperiode gestalte zouden geven. Ook Manuel Cardoso (1566-1650) werd opgeleid aan deze kathedrale koorschool, en trad na zijn opleiding toe tot de orde van de Karmelieten in Lissabon, waar hij het grootste deel van zijn werkzame leven als componist en organist in het klooster zou verblijven. Hij genoot zijn leven lang de bescherming van zijn vriend en collegacomponist Joâo, hertog van Bragança en de latere koning (João IV) van een onafhankelijk Portugal. Zijn eerste werken, gepubliceerd in 1625, droeg hij op aan João, en in deze bundel bevindt zich ook zijn meesterwerk Missa pro Defunctis.
De muziek in deze bundel is sterk beïnvloed door de polyfone stijl van Palestrina. Cardoso was zeer goed bekend met het werk van deze Italiaanse componist, maar voegde zijn eigen stijlelementen toe en was niet ongevoelig voor de barokke tijdgeest die elders in Europa heerste. Dat maakt zijn muziek tot een mix van de oude componeerstijl en vernieuwende harmonieën. In zijn requiemmis echter blijft Cardoso, ondanks het markante en modern klinkende vergrote interval in het hoofdmotief, stevig verankerd in de traditie. Hij putte klaarblijkelijk inspiratie uit een nog ouder polyfoon requiem van de Portugees Pedro de Escobar, waarin de zang van de bovenste partij ook veelvuldig in lange notenwaarden is genoteerd. Ook wisselt Cardoso stijlgetrouw de polyfone delen af met Gregoriaanse zang. Er is te weinig bekend over de omstandigheden waarin Cardoso werkte om met zekerheid te zeggen wat voor bezetting hij voor ogen had bij het componeren van zijn 6-stemmige requiem, maar in ieder geval is het een koorstuk pur sang. Het geeft het koor volop mogelijkheden om een monumentale en sonore klank neer te zetten en de late bloei van de polyfone klankwereld in Portugal hoorbaar te maken.
De Portugese muzikale gouden eeuw was er een met een zwart randje, want componisten van deze late Portugese renaissance schreven hun muziek onder de overheersing door de Spaanse Habsburgers, die duurde van 1580 tot 1640. Ze hadden een voorliefde voor teksten over rouw en lamentatie, omdat ze zuchtten onder de buitenlandse overheersing, treurden om de verloren Portugese monarchie, verlangden naar een herstel daarvan.
Het motet Pater Peccavi van componist Duarte Lobo (ca. 1565-1646), net als Cardoso student aan de kathedrale koorschool van Evora, is zo'n klaagzang. Het is van oorsprong een responsoriumtekst, en Lobo vult deze aan met een enkele tekstregel ‘miserere mei Deus’ (heb erbarmen met mij, Heer), die door de tweede sopraan repeterend wordt gezongen door het hele motet heen. Ook van Lobo is het motet Audivi vocem de caelo, tevens gecomponeerd op een korte responsoriumtekst met een enkel vers en antwoord. Beide motetten zijn ingetogen van stijl.
Ook Filipe de Magalhães (ca. 1571-1652) studeerde muziek aan de kathedraal van Evora en was naar verluidt de favoriete leerling van Manuel Mendes. Hij volgde zijn leermeester op als maestro van het klooster Claustro da Sé, maar vertrok uiteindelijk naar Lissabon, waar hij het bracht tot de positie van maestro van de Capela Real. Zijn motet voor de doden, Commissa mea pavesco was het sluitstuk van zijn bundel Liber Missarum uit 1636, een bundel waarin zich ook zijn 6-stemmige Missa pro Defunctis bevond. Deze boetezang, een toonzetting van een vers van het responsorium ‘Domine, quando veneris’, wordt gekarakteriseerd door imitaties door de verschillende stempartijen en verhogingen om de melodische lijnen te benadrukken. Het is zonder twijfel een van zijn beste composities.
Estêvão Lopes Morago (ca. 1575-1630) werd geboren in Spanje en is een vertegenwoordiger van de culturele kruisbestuiving tussen Portugal en Spanje. Ook al verlangden de Portugezen naar het een einde van de Spaanse overheersing, invloedrijke culturele kopstukken uit de geschiedenis van het Iberisch schiereiland konden zich vrij verplaatsen tussen de twee landen, los van politieke beperkingen. Morago, een leerling van Filipe de Magalhães in Evora, werd kapelmeester van de kathedraal van Viseu en nam het ambt van priester op in 1605. Zijn De Profundis is een zetting van de twee eerste regels van psalm 130, de smeekbede van de mens tot God, en bevat verfrissende dissonanten.
Diogo Dias Melgás (1638-1700) was de laatste van de Portugese meesters van de sacrale renaissancepolyfonie. Hij was vanaf zijn achtste koorknaap in de kathedraal van Evora, en werd daar ook gewijd. Dertig jaar lang zou hij de kapelmeester zijn. De muziek die hij er schreef werd zeer gewaardeerd en kopieën ervan werden gemaakt voor de kathedraal van Lissabon, waar de kopiisten zich volop verbaasden over de harmonische gewaagdheid ervan. Met deze composities breekt uiteindelijk de echte geest van de barok door in Portugal, waar het de fantasierijke en gedetailleerde muzikale verbeelding zijn weerklank vindt in het geloofsleven. Deze invloeden zijn duidelijk te horen in het stuk Salve Regina, waarin alle vier stemmen met het bekende antifoonmotief openen, maar waarin Melgás de geest van de barok door middel van ritmische en harmonische vindingrijkheid de vrije loop laat.
Rouw en lamentatie vormen ook de rode draad door de moderne stukken in dit programma. Eric Whitacre (1970) schreef Sleep oorspronkelijk als opdrachtwerk op basis van een gedicht van Robert Frost. Helaas gaven de erven van de dichter geen toestemming voor het gebruik van deze tekst en Whitacre moest het werk terugtrekken. Uiteindelijk vroeg hij de dichter Charles Anthony Silvestri om een nieuwe tekst te schrijven op de bestaande muziek. Dat werd Sleep, een gedicht over de half slaap - half waaktoestand waarin we soms verkeren voordat we in slaap vallen. Voor Silvestri had dit een bijzondere lading, want hij schreef het rondom het overlijden van zijn vrouw.
Matthew Martin (1976) studeerde aan Magdalen College Oxford en aan de Royal Academy of Music. Hij wordt beschouwd als rijzende ster van de nieuwe generatie Britse kerkcomponisten. Iustorum Animae werd gecomponeerd voor Allerheiligen in 2003. Het a capella stuk is geschreven voor de lage stemgroepen (alt, tenor, bas). Martin schreef het stuk ter nagedachtenis aan Dickon Peschek, een beroemde koorzanger van de Wantage Parish Church, die zich het leven benam toen hij hoorde dat hij terminaal ziek was.
Christiaan Mak