Op weg naar Kerst
- Samuel Scheidt (1587-1654) - Puer natus in Bethlehem
- Johann Michael Bach (1648-1694) - Sei lieber Tag willkommen
- Hans Leo Hassler (1564-1612) - Dixit Maria ad angelum
- Andreas Hammerschmidt (1611-1675) - Freude, Freude, grosse Freude
- Michael Praetorius (1571-1621) - Nun komm der Heiden Heiland
- Johann Sebastian Bach (1685-1750) - Wir Christenleut - BWV 1090 (orgel solo)
- Hieronymus Praetorius (1560-1629) - Magnificat Quinti Toni
- Johann Michael Bach (1648-1694) - Ehre sei Gott in der Höhe
- Johann Christoph Bach (1642-1703) - Lieber Herr Gott wecke uns auf
- Johann Sebastian Bach (1685-1750) - Das alte Jahr vergangen ist - BWV 1091 (orgel solo)
- Samuel Scheidt (1587-1654) - Das alte Jahr vergangen ist
- Johann Pachelbel (1653-1706) - Singet dem Herr
- Andreas Hammerschmidt (1611-1675) - Ehre sei Gott in der Höhe
- Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) - Puer nobis nascitur (orgel solo)
- Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) - Angelus ad pastores ait
- Dietrich Buxtehude (1637-1707) - Das neugeborene Kindelein
- Heinrich Schütz (1585-1672) - Hodie Christus natus est
mmv Henk van Zonneveld, orgel
Programmatoelichting
Inleiding
Al eeuwen zijn er oude tradities rondom de viering van kerst:
zingende engelen, fluitspelende herders en natuurlijk het wiegelied voor de kleine Jezus. De viering van de geboorte van Christus is al eeuwenlang een vruchtbare inspiratiebron voor musici en componisten. De kerstmuziek in het huidige programma is een verzameling van werken van met name Duitse componisten uit de late 16de - en vroege 17de eeuw die zowel in de rooms-katholieke als Lutherse kerk werkten. In de Lutherse kerktraditie stond verstaanbare Duitse tekst voorop en werd relatief eenvoudig gecomponeerd. In de Rooms-Katholieke kerk daarentegen werd gecomponeerd in het Latijn en in een veel complexere, polyfone stijl.
In het programma is de invloed van de Italiaanse vroege barokmuziek goed hoorbaar. Componisten als Heinrich Schütz en Hans Leo Hassler maakten reizen naar Italië en kwamen zo in aanraking met een nieuwe stijl van componeren: de éénstemmige stijl van het lied, de aria en het recitatief.
In tegenstelling tot de strenge en relatief gelijkvormige polyfonie (de stile antico) is er in de nieuwe Italiaanse muziek sprake van één of meer vocale of instrumentale solisten die aanzienlijk virtuozere en expressievere melodieën uitvoeren, boven de basis van een basso continuo. In ons programma hoort u ook verschillende dubbelkorige werken. De praktijk van de dubbelkorigheid ontstond in de San Marco van Venetië en maakte dankbaar gebruik van de aanwezigheid van tegenover elkaar liggende koorbalkons.
Samuel Scheidt
Samuel Scheidt (1587-1654) leefde zijn hele leven in Halle, maar heeft één belangrijke reis gemaakt naar Amsterdam. Daar studeerde hij orgel bij
Jan Pieterszn. Sweelinck en dat vormde de basis voor zijn verdere carrière.
Het is altijd de vraag geweest hoe Scheidt in contact is gekomen met de verschillende Italiaanse muziekstijlen. Het ligt voor de hand dat hij via
Jan Pieterszn. Sweelinck daarmee in aanraking is gekomen. Anderzijds heeft Scheidt in 1619, bij de ingebruikname van een nieuw orgel in Bayreuth, zowel Michael Praetorius als Heinrich Schütz ontmoet. Het is voorstelbaar dat deze drie musici elkaar bij die gelegenheid over Schütz’ Italiaanse reizen en zijn ontdekkingen aldaar van gedachten gewisseld hebben.
De dubbelkorige techniek zoals die door de Venetiaanse componisten werd toegepast is gebaseerd op het afwisselend elkaar beantwoorden van twee koren. Scheidt gebruikt deze techniek in Das Alte Jahr vergangen ist om belangrijke tekstdelen te benadrukken, zoals ‘vergangen ist’ en ‘wir danken dir’. In Puer natus in Bethlehem gebruikt Scheidt een oude ritmische techniek: een driedelig ritme dat gebruikelijk was in adventskoralen. Het is een kort jubelend motet waarbij de solopassages van de hoge sopranen steeds worden beantwoord met een homofoon gecomponeerde respons van de andere zeven stemmen.
Johann Christoph en Johann Michael Bach
De gebroeders Johann Christoph Bach (1642-1703) en Johann Michael Bach (1648-1694) waren beiden gedegen componisten en organisten. Johann Michael Bach stond bekend als “capabel componist” en was tevens de vader van de eerste vrouw van Johann Sebastian Bach. Hij had zich met name toegelegd op het vocale motet, waarbij hij excelleerde in tekstbehandeling. In de composities van zowel Johann Michael als ook Johann Christoph Bach domineerde aanvankelijk de homofone stijl. Maar in een werk als Sei lieber Tag willkommen ontwikkelt Johann Michael Bach een nieuwe, vrijere stijl met levendige lijnen. Ehre Sei Gott in der Höhe van Johann Michael Bach en Lieber Herr Gott wecke uns auf van Johann Christoph Bach zijn dubbelkorige werken die geschreven zijn in de Duitse traditie van componisten als Heinrich Schütz, Samuel Scheidt en Michael Praetorius.
Hans Leo Hassler
Hans Leo Hassler (1564-1612) wordt meestal geassocieerd met zijn aandeel in de ontwikkeling van koraalwerken voor de Lutherse Kerk, maar is in zijn tijd ook één van de beste Duitse componisten van het Latijnse motet. Dixit Maria is zo’n vierstemmig motet. Het is een charmant stuk met een fraaie melodie die karakteristiek is voor de geliefde compositiestijl van Hassler. Hij was van mening dat religieuze koorwerken voor de gewone luisteraar net zo eenvoudig te volgen moesten zijn als wereldlijke muziek. Dixit Maria klinkt dan ook als een eenvoudige canzona of chanson in een lang-kort-kort kadans en een transparant geschreven contrapunt.
Andreas Hammerschmidt
Andreas Hammerschmidt (1612 -1675) was een belangrijk tijdgenoot van Schütz. Hij was zeer geliefd en werd bewonderd om zijn fraaie en elegante compositiestijl. Hammerschmidt schreef naast wereldlijke koorwerken en instrumentale muziek (dansen) veel kerkmuziek. Freude, Freude, grosse Freude is één van de vijf Musikalische Andachten van Hammerschmidt. Het is een koorwerk waarbij de vrijere vorm gebruikt is, alsof het een madrigaal is.
Dat is nog duidelijker in de kerstcompositie Ehre sei Gott in der Höhe waarbij het grote koor en een klein koor van drie solisten elkaar met virtuoze en expressieve melodieën afwisselen. Andreas Hammerschmidt betoont zich met zijn werken wegbereider voor de Italiaanse muziek in Duitsland.
Michael Praetorius
Michael Praetorius (1571-1621) kwam uit een streng gelovige Lutheraanse familie. Een groot deel van zijn composities is gebaseerd op Lutheraanse hymnes en op de in die tijd nog altijd Latijnse Lutheraanse liturgie.
Zijn negendelige compositiebundel Musae Sioniae bevat een grote variëteit aan polyfone en homofone Lutherse kerkmuziek waarvan een werk als Es ist ein Ros entsprungen nu nog steeds populair is.
Nun komm, der Heiden Heiland is gebaseerd op de Latijnse hymne Veni, redemptor gentium van Ambrosius van Milaan (340 na Chr.) en werd door Luther in 1524 in het Duits vertaald. De melodie van deze Latijnse hymne is gebaseerd op een gregoriaans manuscript uit 1120 dat éénstemmig in de kloosters werd uitgevoerd. Tijdens de reformatie maakte men gebruik van wat men contrafact noemt: de oorspronkelijk Latijnse teksten werden door Duitse teksten vervangen, zonder dat de melodie werd aangepast. Ook maakten componisten ingenieuze bewerkingen van deze melodieën. Nun komm, der Heiden Heiland van Michael Praetorius is daar een voorbeeld van.
Hieronymus Praetorius
De muziek van de Noord-Duitse componist Hieronymous Praetorius
(1560-1629) is een voorbeeld van de overgang van de stile antico naar de
stile moderno van de vroege Barok. Het Magnificat quinti toni uit 1622 is gecomponeerd als een specifiek werk voor de kerst. Verzen van het traditionele magnificat (in polyfone stijl) worden afgewisseld met in die tijd populaire kerstliederen In dulci jubilo en Joseph, lieber Joseph mein (in homofone stijl). De polyfone magnificat-verzen en de kerstliederen worden beiden dubbelkorig uitgevoerd en afgewisseld met éénstemmige antifonen (gregoriaans). De motieven van deze antifonen komen in de daaropvolgende polyfone delen terug, maar dan gekleurd door de meerstemmigheid en het afwijkend ritme.
Johann Pachelbel
Johann Pachelbel (1653 – 1706) was een begenadigd Duits organist en componist die het bekendst is geworden vanwege zijn Canon in D. Door zijn docent Caspar Prentz werd zijn belangstelling gewekt voor de Italiaanse en de katholieke kerkmuziek. Behalve de bekende Canon voor drie violen en basso continuo componeerde Pachelbel een aanzienlijk aantal instrumentale ensemblewerken, cantates en orgelwerken voor de eredienst in de Lutherse kerk. Kenmerkend voor zijn compostiestijl is immitatie van een motief in de begeleidende stemmen. Illustratief hiervoor is het vraag-en-antwoord-spel tussen de beide koren in Singet den Herrn een neues Lied.
Jan Pieterszn. Sweelinck
De Nederlander Jan Pieterszn. Sweelinck (1562-1621) was een muzikale duizendpoot: componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, organisator en ensembleleider. In de overgangs-periode van de renaissance- naar de barokmuziek is hij de belangrijkste (Noord)-Nederlandse vertegenwoordiger in het rijtje van vooraanstaande Europese componisten uit die tijd. Sweelinck verenigde de nieuwe vormen die uit Venetië waren overgewaaid met de technieken van de Engelse virginalisten. Met zijn toccata's paste hij op geniale wijze de Venetiaanse techniek van de dubbelkorigheid toe op de twee manualen van het orgel. Als ‘Phoenix der Musycke’ onderwees hij leerlingen uit heel Europa, zoals bijvoorbeeld Samuel Scheidt. Scheidt was één van de stichters van de Noord-Duitse orgelschool en heeft later op zijn beurt grote invloed gehad op de ontwikkeling van Johann Sebastian Bach.
Het Angelus ad Pastores ait is een kerstmotet uit de Cantiones Sacrae die Sweelinck in 1613 in Antwerpen liet uitgeven. Zijn muzikale verklanking van de tekst brengt de tekst beeldend tot leven. Zo is de jubelstemming hoorbaar in de dansante driedelige maat waarin de engel grote vreugde aankondigt. Zeven maal hoort u de woorden gaudium magnum, waarmee volmaaktheid en compleetheid worden uitgedrukt. Het werk eindigt met een levendig en jubelend alleluja.
Dietrich Buxtehude
Dietrich Buxtehude (1637-1707) werkte als organist in Denemarken en Lübeck. Hij behoort tot de meest vooraanstaande en productieve Duitse barokcomponisten met een oeuvre van meer dan 100 cantates en 90 orgelwerken. Hij was een groot voorbeeld voor Johann Sebastian Bach die er een voettocht van 400 km voor over had om met Buxtehude in contact te komen.
Das neugeborene Kindelein van Buxtehude is een prachtige kerstcantate in evidente barokstijl geschreven voor vierstemmig koor met basso continuo. Anders dan in zijn koraalcantates hoefde Buxtehude zich hier niet te houden aan een voorgeschreven melodie. Dit heeft geresulteerd in een feestelijk klinkende cantate waarbij de muzikale taal schitterend aansluit bij de tekst.
Heinrich Schütz
Hodie Christus natus est (SWV 456) van Heinrich Schütz (1585 - 1672) is ondanks de hoge catalogusnummering één van de vroegst bekende werken van Schütz. Waarschijnlijk schreef de jonge Schütz dit stuk toen hij studeerde bij de grote Giovanni Gabrieli, kapelmeester van de San Marco in Venetië. Het is opvallend hoe evenwichtig het werk klinkt en toonbeeld is van Schütz’ beheersing van het nieuwe Italiaanse idioom. De combinatie van zes stemmen en basso continuo werd favoriet bij deze componist. De uitbundige blijdschap over de geboorte van Christus wordt in Hodie Christus natus est prachtig geïllustreerd door het dubbelkorige, bijna swingende, alleluja.
Frank van Dorsten
Inleiding
Al eeuwen zijn er oude tradities rondom de viering van kerst:
zingende engelen, fluitspelende herders en natuurlijk het wiegelied voor de kleine Jezus. De viering van de geboorte van Christus is al eeuwenlang een vruchtbare inspiratiebron voor musici en componisten. De kerstmuziek in het huidige programma is een verzameling van werken van met name Duitse componisten uit de late 16de - en vroege 17de eeuw die zowel in de rooms-katholieke als Lutherse kerk werkten. In de Lutherse kerktraditie stond verstaanbare Duitse tekst voorop en werd relatief eenvoudig gecomponeerd. In de Rooms-Katholieke kerk daarentegen werd gecomponeerd in het Latijn en in een veel complexere, polyfone stijl.
In het programma is de invloed van de Italiaanse vroege barokmuziek goed hoorbaar. Componisten als Heinrich Schütz en Hans Leo Hassler maakten reizen naar Italië en kwamen zo in aanraking met een nieuwe stijl van componeren: de éénstemmige stijl van het lied, de aria en het recitatief.
In tegenstelling tot de strenge en relatief gelijkvormige polyfonie (de stile antico) is er in de nieuwe Italiaanse muziek sprake van één of meer vocale of instrumentale solisten die aanzienlijk virtuozere en expressievere melodieën uitvoeren, boven de basis van een basso continuo. In ons programma hoort u ook verschillende dubbelkorige werken. De praktijk van de dubbelkorigheid ontstond in de San Marco van Venetië en maakte dankbaar gebruik van de aanwezigheid van tegenover elkaar liggende koorbalkons.
Samuel Scheidt
Samuel Scheidt (1587-1654) leefde zijn hele leven in Halle, maar heeft één belangrijke reis gemaakt naar Amsterdam. Daar studeerde hij orgel bij
Jan Pieterszn. Sweelinck en dat vormde de basis voor zijn verdere carrière.
Het is altijd de vraag geweest hoe Scheidt in contact is gekomen met de verschillende Italiaanse muziekstijlen. Het ligt voor de hand dat hij via
Jan Pieterszn. Sweelinck daarmee in aanraking is gekomen. Anderzijds heeft Scheidt in 1619, bij de ingebruikname van een nieuw orgel in Bayreuth, zowel Michael Praetorius als Heinrich Schütz ontmoet. Het is voorstelbaar dat deze drie musici elkaar bij die gelegenheid over Schütz’ Italiaanse reizen en zijn ontdekkingen aldaar van gedachten gewisseld hebben.
De dubbelkorige techniek zoals die door de Venetiaanse componisten werd toegepast is gebaseerd op het afwisselend elkaar beantwoorden van twee koren. Scheidt gebruikt deze techniek in Das Alte Jahr vergangen ist om belangrijke tekstdelen te benadrukken, zoals ‘vergangen ist’ en ‘wir danken dir’. In Puer natus in Bethlehem gebruikt Scheidt een oude ritmische techniek: een driedelig ritme dat gebruikelijk was in adventskoralen. Het is een kort jubelend motet waarbij de solopassages van de hoge sopranen steeds worden beantwoord met een homofoon gecomponeerde respons van de andere zeven stemmen.
Johann Christoph en Johann Michael Bach
De gebroeders Johann Christoph Bach (1642-1703) en Johann Michael Bach (1648-1694) waren beiden gedegen componisten en organisten. Johann Michael Bach stond bekend als “capabel componist” en was tevens de vader van de eerste vrouw van Johann Sebastian Bach. Hij had zich met name toegelegd op het vocale motet, waarbij hij excelleerde in tekstbehandeling. In de composities van zowel Johann Michael als ook Johann Christoph Bach domineerde aanvankelijk de homofone stijl. Maar in een werk als Sei lieber Tag willkommen ontwikkelt Johann Michael Bach een nieuwe, vrijere stijl met levendige lijnen. Ehre Sei Gott in der Höhe van Johann Michael Bach en Lieber Herr Gott wecke uns auf van Johann Christoph Bach zijn dubbelkorige werken die geschreven zijn in de Duitse traditie van componisten als Heinrich Schütz, Samuel Scheidt en Michael Praetorius.
Hans Leo Hassler
Hans Leo Hassler (1564-1612) wordt meestal geassocieerd met zijn aandeel in de ontwikkeling van koraalwerken voor de Lutherse Kerk, maar is in zijn tijd ook één van de beste Duitse componisten van het Latijnse motet. Dixit Maria is zo’n vierstemmig motet. Het is een charmant stuk met een fraaie melodie die karakteristiek is voor de geliefde compositiestijl van Hassler. Hij was van mening dat religieuze koorwerken voor de gewone luisteraar net zo eenvoudig te volgen moesten zijn als wereldlijke muziek. Dixit Maria klinkt dan ook als een eenvoudige canzona of chanson in een lang-kort-kort kadans en een transparant geschreven contrapunt.
Andreas Hammerschmidt
Andreas Hammerschmidt (1612 -1675) was een belangrijk tijdgenoot van Schütz. Hij was zeer geliefd en werd bewonderd om zijn fraaie en elegante compositiestijl. Hammerschmidt schreef naast wereldlijke koorwerken en instrumentale muziek (dansen) veel kerkmuziek. Freude, Freude, grosse Freude is één van de vijf Musikalische Andachten van Hammerschmidt. Het is een koorwerk waarbij de vrijere vorm gebruikt is, alsof het een madrigaal is.
Dat is nog duidelijker in de kerstcompositie Ehre sei Gott in der Höhe waarbij het grote koor en een klein koor van drie solisten elkaar met virtuoze en expressieve melodieën afwisselen. Andreas Hammerschmidt betoont zich met zijn werken wegbereider voor de Italiaanse muziek in Duitsland.
Michael Praetorius
Michael Praetorius (1571-1621) kwam uit een streng gelovige Lutheraanse familie. Een groot deel van zijn composities is gebaseerd op Lutheraanse hymnes en op de in die tijd nog altijd Latijnse Lutheraanse liturgie.
Zijn negendelige compositiebundel Musae Sioniae bevat een grote variëteit aan polyfone en homofone Lutherse kerkmuziek waarvan een werk als Es ist ein Ros entsprungen nu nog steeds populair is.
Nun komm, der Heiden Heiland is gebaseerd op de Latijnse hymne Veni, redemptor gentium van Ambrosius van Milaan (340 na Chr.) en werd door Luther in 1524 in het Duits vertaald. De melodie van deze Latijnse hymne is gebaseerd op een gregoriaans manuscript uit 1120 dat éénstemmig in de kloosters werd uitgevoerd. Tijdens de reformatie maakte men gebruik van wat men contrafact noemt: de oorspronkelijk Latijnse teksten werden door Duitse teksten vervangen, zonder dat de melodie werd aangepast. Ook maakten componisten ingenieuze bewerkingen van deze melodieën. Nun komm, der Heiden Heiland van Michael Praetorius is daar een voorbeeld van.
Hieronymus Praetorius
De muziek van de Noord-Duitse componist Hieronymous Praetorius
(1560-1629) is een voorbeeld van de overgang van de stile antico naar de
stile moderno van de vroege Barok. Het Magnificat quinti toni uit 1622 is gecomponeerd als een specifiek werk voor de kerst. Verzen van het traditionele magnificat (in polyfone stijl) worden afgewisseld met in die tijd populaire kerstliederen In dulci jubilo en Joseph, lieber Joseph mein (in homofone stijl). De polyfone magnificat-verzen en de kerstliederen worden beiden dubbelkorig uitgevoerd en afgewisseld met éénstemmige antifonen (gregoriaans). De motieven van deze antifonen komen in de daaropvolgende polyfone delen terug, maar dan gekleurd door de meerstemmigheid en het afwijkend ritme.
Johann Pachelbel
Johann Pachelbel (1653 – 1706) was een begenadigd Duits organist en componist die het bekendst is geworden vanwege zijn Canon in D. Door zijn docent Caspar Prentz werd zijn belangstelling gewekt voor de Italiaanse en de katholieke kerkmuziek. Behalve de bekende Canon voor drie violen en basso continuo componeerde Pachelbel een aanzienlijk aantal instrumentale ensemblewerken, cantates en orgelwerken voor de eredienst in de Lutherse kerk. Kenmerkend voor zijn compostiestijl is immitatie van een motief in de begeleidende stemmen. Illustratief hiervoor is het vraag-en-antwoord-spel tussen de beide koren in Singet den Herrn een neues Lied.
Jan Pieterszn. Sweelinck
De Nederlander Jan Pieterszn. Sweelinck (1562-1621) was een muzikale duizendpoot: componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, organisator en ensembleleider. In de overgangs-periode van de renaissance- naar de barokmuziek is hij de belangrijkste (Noord)-Nederlandse vertegenwoordiger in het rijtje van vooraanstaande Europese componisten uit die tijd. Sweelinck verenigde de nieuwe vormen die uit Venetië waren overgewaaid met de technieken van de Engelse virginalisten. Met zijn toccata's paste hij op geniale wijze de Venetiaanse techniek van de dubbelkorigheid toe op de twee manualen van het orgel. Als ‘Phoenix der Musycke’ onderwees hij leerlingen uit heel Europa, zoals bijvoorbeeld Samuel Scheidt. Scheidt was één van de stichters van de Noord-Duitse orgelschool en heeft later op zijn beurt grote invloed gehad op de ontwikkeling van Johann Sebastian Bach.
Het Angelus ad Pastores ait is een kerstmotet uit de Cantiones Sacrae die Sweelinck in 1613 in Antwerpen liet uitgeven. Zijn muzikale verklanking van de tekst brengt de tekst beeldend tot leven. Zo is de jubelstemming hoorbaar in de dansante driedelige maat waarin de engel grote vreugde aankondigt. Zeven maal hoort u de woorden gaudium magnum, waarmee volmaaktheid en compleetheid worden uitgedrukt. Het werk eindigt met een levendig en jubelend alleluja.
Dietrich Buxtehude
Dietrich Buxtehude (1637-1707) werkte als organist in Denemarken en Lübeck. Hij behoort tot de meest vooraanstaande en productieve Duitse barokcomponisten met een oeuvre van meer dan 100 cantates en 90 orgelwerken. Hij was een groot voorbeeld voor Johann Sebastian Bach die er een voettocht van 400 km voor over had om met Buxtehude in contact te komen.
Das neugeborene Kindelein van Buxtehude is een prachtige kerstcantate in evidente barokstijl geschreven voor vierstemmig koor met basso continuo. Anders dan in zijn koraalcantates hoefde Buxtehude zich hier niet te houden aan een voorgeschreven melodie. Dit heeft geresulteerd in een feestelijk klinkende cantate waarbij de muzikale taal schitterend aansluit bij de tekst.
Heinrich Schütz
Hodie Christus natus est (SWV 456) van Heinrich Schütz (1585 - 1672) is ondanks de hoge catalogusnummering één van de vroegst bekende werken van Schütz. Waarschijnlijk schreef de jonge Schütz dit stuk toen hij studeerde bij de grote Giovanni Gabrieli, kapelmeester van de San Marco in Venetië. Het is opvallend hoe evenwichtig het werk klinkt en toonbeeld is van Schütz’ beheersing van het nieuwe Italiaanse idioom. De combinatie van zes stemmen en basso continuo werd favoriet bij deze componist. De uitbundige blijdschap over de geboorte van Christus wordt in Hodie Christus natus est prachtig geïllustreerd door het dubbelkorige, bijna swingende, alleluja.
Frank van Dorsten