Het programma van dit concert heeft het karakter van een echte bloemlezing. Er klinkt een breed scala aan composities uit de renaissance, de barok, de romantiek en moderne tijd, alle met het thema ‘passie’. We hebben daarbij van verschillende, veelgebruikte passieteksten steeds twee contrasterende versies gekozen. Zo opent het concert met een ‘Christus factus est pro nobis’ van de Italiaanse renaissance-componist Felice Anerio en eindigt met een gelijknamig stuk van de Oostenrijkse romanticus Anton Bruckner (maar wel bijna drie eeuwen later gecomponeerd). Het idee achter dit programma is dus eigenlijk vooral om u in een uur tijd een mooie selectie aan heel uiteenlopende werken te laten horen uit met name minder bekend passierepertoire.
Na het motet van Anerio volgt een zetting van een van de responsoria uit de Goede Week (de week voor Pasen): ’O vos omnes’. Wij kozen de zetting van Carlo Gesualdo, een Italiaans componist uit de late renaissance, die niet alleen door zijn prachtige muziek maar ook door zijn bijzondere levenswandel geschiedenis schreef. Gesualdo bracht in een ware crime passionel zowel zijn echtgenote als haar minnaar om het leven. Zijn composities zijn al even spannend als zijn leven zelf. Gesualdo bedient zich van uiterst gewaagde dissonanten en voor zijn tijdgenoten shockerende harmonie-opeenvolgingen.
Niet minder gepassioneerd is overigens het prachtige ’O vos omnes’ van de Spaanse componist Pablo Casals, die wij veel beter kennen als de grote cello-legende. Casals was echter tevens een niet onverdienstelijk componist die een klein maar fraai oeuvre bijeenschreef. Dit werk componeerde hij eerst voor mannenkoor (voor de monniken van een Spaans klooster), daarna herschreef hij het voor gemengd koor (de nu gangbare versie). De passie bij Casals zit niet zozeer in grillige wendingen en harde harmonische overgangen, zoals bij Gesualdo, maar in een fraaie spanningsopbouw en een mild gekruide harmonie.
De kosmopoliet Orlandus Lassus is naast Palestrina een van de allerbelangrijkste componisten uit de renaissance. Hij schreef een overstelpende hoeveelheid muziek in werkelijk alle gangbare genres. Zijn ‘Timor et tremor’, een passiemotet op opnieuw een responsorietekst uit de Goede Week, is duister en roerend tegelijk. Heel anders in elk geval dan de heel veel later gecomponeerde versie van dit motet van de Francis Poulenc. Bij laatstgenoemde is ‘Timor et tremor’ het pakkende en verontrustende openingsmotet uit zijn reeks van vier passiemotetten (‘Quatre motets pour un temps de pénitence’). Tussen beide werken gaapt een kloof van maar liefs vier eeuwen.
In het programma twee werken uit de barok: het bekende motet ‘Tristis est anima mea’ van Johann Kuhnau, een van de voorlopers van Bach, dat door diezelfde Bach zo werd gewaardeerd dat hij het gebruikte in een van zijn eigen cantates, en een fraai ‘Crucifixus’ van Caldara. Bij dit laatste werk gaan alle registers open: waar Antonio Lotti voor zijn gelijknamige werk genoeg had aan acht stemmen, pakt Antonio Caldara uit met het dubbele aantal. Hij wilde met zijn ‘Crucifixus’ dat van collega Antonio Lotti natuurlijk naar de kroon steken. Caldara is bovendien, meer nog dan Lotti, een theatraal ingesteld operacomponist, op wie de dubbele betekenis van ‘Con Passione’ (‘in de lijdenstijd’ zowel als ‘met vuur of passie’ zeker van toepassing is.
Een vroeg maar geslaagd werk van de Hongaar Zoltán Kodály is zijn ‘Miserere’ voor dubbelkoor. Ook deze zetting van psalm 51 werd traditioneel in de Passietijd gezongen, waarbij die van Allegri één van de bekendste versies is. Het ‘Miserere’ van Kodály is een mooie en welluidende zetting, met interessante harmonische verkleuringen en een fraai opgebouwde dramatiek. Het is een traditioneel werk in die zin dat de in Kodály’s latere werk vaak prominent aanwezige Hongaarse volksmuziek hier volledig ontbreekt.
Het werk van de Tsjech Antonín Tučapský tenslotte is een meerdelig passiewerk dat uit vijf korte motetten bestaat met een min of meer doorlopend verhaal. Het is daarom een soort van mini-Passion. In een gematigd modern idioom schetst dit fraaie koorwerk uit 1977 ons vijf passiescènes voor ogen. Ze zijn een lust voor het oor.