Johannes Brahms (1833-1897): ·Es tönt ein voller Harfenklang (SSAA, 2 hoorns en harp) ·Ich schwing mein Horn ins Jammertal (TTBB) ·Gesang aus Fingal (SSAa, 2 hoorrns en harp)
Gustav Mahler (1860-1911) (bew. Clytus Gottwald): ·Scheiden und Meiden (SATBB/SATBB) ·Die zwei blauen Augen (16-st. koor)
Francis Poulenc (1899-1963): Laudes de Saint Antoine de Padoue (TTBB) ·O Jesu perpetua Lux ·O proles ·Laus Regi ·Si quaeres
Benjamin Britten (1913-1976): Choral Dances from ‘Gloriana’ (tenor solo, harp en SATB) ·The Masque begins ·Time ·Concord ·Time and Concord ·Country Girls ·Rustics and Fisherman ·Final Dance of Homage
Gustav Holst (1874-1934): Choral Hymns from the Rig Veda, op. 26, 3rd Group (SSAA en harp) · Hymn to the Dawn ·Hymn to the Waters
Jean Francaix (1912-1997): Trois Poëmes de Paul Valéry (SATB) ·Aurore ·Cantique des colonnes ·Le Sylphe
m.m.v. Aart Schutte, tenor Godelieve Schrama, harp
Programmatoelichting Dit seizoen viert Multiple Voice haar 25 jarig bestaan. In de drie concerten van januari en februari blikken we terug én vooruit met het programma 'Oude liefdes, nieuwe noten'. Hierrin zingen we werken van een aantal componisten waarmee we ons in de afgelopen 25 jaar sterk verbonden zijn gaan voelen, zoals Britten, Brahms, Poulenc en Mahler. Van genoemde componisten hebben al vele werken op onze lessenaars gestaan en we zijn ons zeer vertrouwd gaan voelen met hun specifieke idioom. De componisten zijn voor Multiple Voice ‘Oude liefdes’, maar we zingen van hen ‘nieuwe noten’, werken die we niet eerder ten gehore hebben gebracht.
Het programma start met drie korte werken van Johannes Brahms: – het sfeervolle Ich schwing mein Horn ins Jammertal voor mannenkoor, Es tönt ein voller Harfenklang en Gesang aus Fingal voor vrouwenkoor, harp en (alleen in Utrecht) twee hoorns. Het Duitse repertoire is verder vertegenwoordigd met het laat-romantisch idioom van Gustav Mahler. Er klinken twee van zijn composities, beide in een veelstemmige bewerking voor koor a cappella van meesterarrangeur Clytus von Gottwald. Deze componist poogt met zijn veelstemmige bewerkingen de lacune van het ontbreken van een werkelijke romantisch-impressionistische a cappella koorliteratuur op te vullen. Zijn grote inspirator daarbij is György Ligeti die in zijn Lux Aeterna het voorbeeld gaf hoe de menselijke stem kan worden georkestreerd.
Benjamin Brittens opera Gloriana, presenteerde ter gelegenheid van de kroning van de huidige Britse koningin Elizabeth II in 1953, scenes uit het leven van Elizabeth I, een van haar voorgangers. De opera bevat een uitgespeelde allegorische masque, waarin de onderdanen van Elizabeth I haar eren tijdens haar koninklijke intocht in Norwich. De Choral Dancesfrom ‘Gloriana’ zijn overgenomen uit deze masque van de opera. Veertien jaar na de première van Gloriana (1953) bewerkte Britten deze cyclus van zes liederen nog eens voor een bezetting van tenor solo, koor en harp. Hij deed dat bij gelegenheid van de opening van de Queen Elizabeth Hall in Londen (1967).
Kenmerkend voor Gustav Holst was zijn voorliefde voor ongebruikelijke inspiratie-bronnen. Zijn Choral Hymns of the Rig Veda uit 1910 zijn daarvan een goed voorbeeld. Ze zijn gebaseerd op de Vedas, een collectie Hindoe-teksten, tevens de oudste religieuze geschriften ter wereld. De Rig Veda bestaat uit eenvoudige hymnes, rituele gezangen en aanroepingen van Water, Zon en andere manifestaties van de Brahma. De Choral Hymns zijn gecomponeerd voor vrouwenkoor en harp. Als pendant bevat het programma een spiritueel werk voor mannenkoor van Francis Poulenc. Deze geldt als een van de belangrijkste componisten van koormuziek van de twintigste eeuw. Hij schreef niet minder dan negentien koorwerken, waarvan veertien voor koor a cappella. In dit programma klinken zijn Laudes de Saint Antoine de Padoue, zijn laatste koorwerk en geschreven tussen 1957 en 1959. De Laudes waren het initiatief van Poulenc zelf. Hij wilde er zijn favoriete heilige mee eren. Het resultaat is een compositie van bescheiden omvang, tegelijkertijd echter een van zijn meest intense werken.
Van Jean Françaix kozen we een licht en speels werk, de Trois Poëmes de Paul Valéry uit 1984. Zijn composities worden gekenmerkt door eenvoud en humor. Met zijn luchtige manier van componeren zette Françaix zich af tegen de de heerende dogma’s van de muzikale avantgarde van zijn tijd. Zijn muziek is elegant, helder van vorm en geraffineerd. Stilistisch sluit hij vooral aan op Ravel en Poulenc. De teksten van de Trois Poëmes ontleende Françaix aan gedichten van Paul Valéry, een dichter uit de groep Symbolisten rond Verlaine en Mallarmé. Zij schreven sterk gecomprimeerde en associatieve gedichten, die betekenissen eerder suggereren dan ze duidelijk uitdrukken.
De rode lijn die de zeer uiteenlopende werken van dit programma met elkaar verbindt is die van de ode, het eerbetoon. Dat van de jager aan het wild, van de man aan zijn geliefde, van onderdanen aan hun vorstin, van gelovige mensen aan hun goden of heiligen en van de dichter aan zijn muze. Zoals de muze ons ook na vijfentwintig jaar toch steeds weer inspireert in onze muzikale uitingen!