Thomas Weelkes (1575-1623) When David heard (SSAATB)
Orlando Gibbons (1583-1625) Hosanna to the son of David (SSAATB)
Robert Parsons (c.1530-1570) Ave Maria (SAATB)
William Byrd (1543-1623) Vigilate (SATBB)
Ralph Vaughan Williams (1872-1958) Three Shakespeare Songs (SATB)
William Walton (1902-1983) A Litany (Drop, drop slow tears) (SATB)
William Harris (1883-1973) Bring us, O Lord God (SATB/SATB)
--- pauze --
Thomas Tomkins (1572-1656) When David heard (SAATB)
Orlando Gibbons O clap your hands (SATB/SATB)
Eric Whitacre (*1970) Sleep (SATB)
Benjamin Britten (1913-1976) Hymn to St. Cecilia (SATB)
Vocaal Ensemble Multiple Voice o.l.v. Paul de Kok
Concerten:
Vrijdag 19 juni 2009, 20.15 uur - Utrecht, Pieterskerk (Pieterskerkhof) Zaterdag 20 juni 2009, 20.15 uur - Soest, Oude Kerk (Torenstraat 1)
Programmatoelichting Als er één Europees land is dat aanspraak mag maken op de titel ‘land van de koormuziek’ dan is dat wel Engeland. Koren als The Sixteen, The Tallis Scholars, The Monteverdi Choir en Polyphony behoren tot de absolute wereldtop en dan zijn er nog de talloze hooggeschoolde kerkkoren en universitaire koren als het koor van Westminster Abbey, St Paul’s Cathedral, Chichester Cathedral, Choir of King’s College en Choir of Clare College die vaak kunnen bogen op een geschiedenis van honderden jaren. Niet zelden zijn Engelse componisten hun carrière begonnen in een van deze koren en voelen ze zich geroepen om op hun beurt een bijdrage te leveren aan het toch al zo rijke koorrepertoire. Wat ook niet onvermeld mag blijven zijn de unieke koorfestivals die niet alleen een podium bieden voor een groot aantal koren maar die ook initiërend optreden door compositieopdrachten uit te schrijven. Het oudste en bekendste festival is ongetwijfeld het Three Choirs Festival dat elk jaar afwisselend wordt gehouden in de kathedralen van Hereford, Gloucester en Worcester.
De bakermat van al dat moois ligt toch wel bij de Chapel Royal, de koninklijke kapel die verantwoordelijk was voor de kerkmuziek. Aanvankelijk werd de muzikale opluistering van de erdedienst verzorgd door een aantal geestelijken, maar rond 1300 ontstond de behoefte om deze ad hoc organisatie een aparte status te geven binnen de hofhouding van de koning. Zo ontstond de Capella Regis, de kiemcel van wat zou uitgroeien tot een van Europa’s meest vooraanstaande hofkapellen. De Chapel Royal was voor de koning niet alleen een middel om uitdrukking te geven aan zijn geloof, maar ook een manier om indruk te maken op hooggeplaatste gasten. Rond 1360 bestond de Chapel Royal uit 16 Gentleman en 4 Children (koorknapen), maar nog geen eeuw later was dit uitgedijd tot 36 Gentleman en 10 Children. Tijdens de regeerperiode van Elizabeth I (1558 - 1603) floreerde de Chapel Royal als nooit te voren. Dit was vooral te danken aan haar grote liefde voor muziek. Vanwege de reformatie en de invoering van de (veel soberder) Anglicaanse eredienst zette in andere Engelse steden juist een teloorgang in.
Veel van de belangrijkste Engelse componisten uit die tijd waren als Gentleman verbonden aan de Chapel Royal. Dat geldt ook voor alle renaissancecomponisten die we voor dit programma hebben geselecteerd. Alleen de positie van Thomas Weelkes (1576-1623) is in dit geval dubieus. Op de titelpagina van zijn vierde en laatste bundel met madrigalen omschrijft hij zichzelf al ‘Gentleman of the Chapel Royal’, maar in de boeken van de Chapel Royal zelf komt zijn naam niet voor. Hoewel Weelkes ook kerkmuziek componeerde ligt zijn grote kracht in het madrigaal. Die invloed van het Engelse madrigaal, met zijn uitgesproken woordschilderingen en aandacht voor het detail is ook duidelijk in een van zijn fraaiste anthems When David heard.
Dezelfde tekst (over koning David die net heeft vernomen dat zijn zoon Absalom is gedood) is misschien nog wel indringender op muziek gezet door Thomas Tomkins (1572-1656). Aan het eind van zijn lange leven was Tomkins een soort ‘laatste der Mohikanen’ geworden. Terwijl er in Italië op muzikaal gebied revolutionaire veranderingen plaatsvonden die leidden tot het ontstaan van de opera, bleef hij voortborduren op het werk van zijn oudere landgenoten. Dat neemt niet weg dat hij binnen die stijl tot indrukwekkende resultaten wist te komen.
Ook Orlando Gibbons (1585 - 1623) behoort tot deze laatste generatie van Engelse renaissancecomponisten. Behalve Gentleman of the Chapel Royal was hij organist van Westminster Abbey. In zijn anthems zien we weinig terug van de madrigalistische stijl van Weelkes en Tomkins. In plaats daarvan maakt hij veelvuldig gebruik van imitatietechniek in een energieke stijl die vooral gericht is op grandeur. De indrukwekkende tweekorige anthem O clap your hands, gebaseerd op Psalm 47, is in Engeland bijzonder geliefd en is een echte klassieker.
Robert Parsons (ca. 1530-1570) is van een generatie eerder. Hij werd in 1563 toegelaten tot de Chapel Royal, maar erg lang mocht hij niet van die positie genieten: hij verdronk in de rivier de Trent. Zijn vijfstemmige motet Ave Maria wordt tot zijn beste werken gerekend vanwege zijn soepele melodielijnen en uitgebalanceerde vorm.
William Byrd (1543 – 1623), waarschijnlijk de grootste van hen allen, was een jongeling van 15 jaar toen Elizabeth de troon besteeg. Dat was een groot geluk voor hem want mede door haar kreeg hij de gelegenheid om zich als componist te bekwamen in velerlei stijlen. In 1570 werd Byrd benoemd tot Gentleman van de Chapel Royal. Vijf jaar later kregen hij en zijn leermeester Tallis van de koningin het alleenrecht tot het uitgeven en verhandelen van gedrukte muziek. Als dank daarvoor droegen de beide componisten een bundel met latijnse motetten op aan de koningin. Een opmerkelijk gegeven gezien het feit dat Elizabeth officieel de Anglicaanse kerk toebehoorde. Byrds briljante motet Vigilate komt uit een latere bundel met latijnse werken: Cantiones Sacrae uit 1589. Het werk hoort liturgisch gezien thuis in de adventstijd en is een oproep om waakzaam te zijn; je weet nooit wanneer de Heer komt. Hij kan zelfs komen als we slapen! Op magnifieke wijze heeft heeft Byrd de tekst uitgebeeld: de uitroepen op ‘vigilate’, het kraaien van de haan op ‘an gallicantu’ de virtuose, haastige opeenvolging van stemmen op ‘ne cum venerit repente’ en de daaropvolgende rust op ‘dormientes’… alles in de tekst heeft een treffende muzikale vertaling gekregen.
Met Vaughan Williams (1872 - 1958) zijn we aangekomen bij een sleutelfiguur in de revival van de Engelse muziek in de 20ste eeuw. Zoals Bartók en Kodály dat in Hongarije deden streefde hij ernaar te komen tot een Britse nationale stijl. Daartoe verzamelde hij volksliederen die hij bewerkte en in verschillende bundels uitgaf en hymnen die hij samenbracht in de belangrijke bundel The English Hymnal. Ook op het gebied van de koormuziek was hij zijn hele leven actief: van 1920 tot 1928 dirigeerde hij het Bach Choir, hij was actief bij het Three Choirs Festival en componeerde een groot aantal werken waaronder de de Mass in G en A vision of aeroplanes. De Three Shakespeare Songs, drie meesterlijke miniatuurtjes, ontstonden in 1951 en waren een uitvloeisel van een verzoek om een soort proefstuk te componeren voor een koorfestival. Aanvankelijk reageerde Vaughan William afwijzend, maar uiteindelijk stuurde hij toch een nieuwe compositie in met de mededeling ‘Do what you like with them.’ Het eerste deel Full fathom five uit The Tempest is een spookachtig klankspel waarin onder-water stemmen en klokken zijn te horen. The Cloud-Capp’d Towers (ook uit The Tempest) is een plechtige en berustende zetting van Prospero’s afscheid en bevat de prachtige slotregels die Vaughan Williams inspireerden tot het componeren van zijn Zesde Symfonie (zie de teksten). Over hill, over dale uit A Midsummer Night’s dream geeft het werk uiteindelijk een virtuoze en positieve afsluiting.
Wat eerder is gezegd over Thomas Tomkins geldt in de 20ste eeuw ook min of meer voor William Harris (1883 – 1973). Ook hij hield zich verre van muzikale stormen die in zijn tijd over Europa woedden. Hij bleef trouw aan een idioom dat aansluit bij de 19e eeuwse romantiek. Maar is dat erg als je dat met veel vakmanschap doet en in staat bent prachtige koorwerken te componeren die tot op de dag van vandaag in vele Engelse kathedralen met liefde worden gezongen? Harris was als docent voor orgel en harmonieleer verbonden aan en de Royal College of Music en dirigeerde verschillende koren. Hij componeerde werken voor Engelse kroningsfestiviteiten en schreef ook in opdracht van het Three Choirs festival. De dubbelkorige anthem Bring us, O Lord God uit 1959, op tekst van de dichter van metaphysische poëzie John Donne (1572 – 1631) laat zijn rijke harmonische stijl met fraaie dissonanten en onverwachte wendingen mooi zien.
Meer dan 40 jaar eerder dan Harris’ anthem schreef de toen 14-jarige William Walton (1902 – 1983) een klein koorwerkje dat hij als een van zijn weinige jeugdwerken bleef koesteren: A Litany. Het werk laat zien dat hij de koormuziek bijna letterlijk met de paplepel kreeg toegediend (hij zong als jongetje in het koor dat door zijn vader werd geleid). Hoewel het geworteld is in de welluidende Engelse traditie laat het al enkele trekjes van Waltons latere composities zien zoals gedurfde harmonieën en eigenzinnige ritmes. Zijn oratorium Belshazzar’s feast uit 1931 geldt nog steeds als een mijlpaal in de Engelse koormuziek al heeft het enige tijd geduurd voor het modernistische werk in Engeland werd geaccepteerd.
Een meesterwerk uit de 20ste eeuwse koormuziek is de Hymn to St Cecilia van Benjamin Britten (1913 – 1976). Het driedelige gedicht gericht tot de patrones van de muziek is van W.H. Auden met wie Britten in de eerste fase van zijn carrière verschillende keren had samengewerkt. Toen Auden emigreerde naar de Verenigde Staten besloot Britten dit voorbeeld te volgen. Samen met zijn partner, de zanger Peter Pears, vertrok hij in 1939, maar geplaagd door heimwee besloten ze in 1942 om terug te keren naar hun vaderland. Vlak voor zijn vertrek, was Britten begonnen aan de Hymn to St Cecilia, maar het werk wilde niet vlotten. De reis bleek echter therapeutisch te werken en zoals de partituur vermeldt werd het werk voltooid ‘op zee’. Britten is er wonderwel in geslaagd om de drie delen samen te smeden tot een geheel. Door de aanroeping ‘Blessed Cecilia’ als een soort cement tussen de delen te laten terugkeren ontstaat een grote boog waarin de drie delen een eigen plek hebben. Tegenover het snelle en virtuoze tweede deel staat een uitgesproken lange en prachtige melodielijn voor sopraan-solo in het laatste deel en op kernachtige wijze worden de instrumenten die in de tekst worden genoemd (viool, fluit, trom en trompet) door korte soli uitgebeeld.
En nu we toch over Amerika hadden… Eric Whitacre (1970), is eigenlijk een buitenbeentje in dit programma, maar we konden het niet laten om Sleep aan dit programma toe te voegen. Natuurlijk omdat het zo’n fraai werkje is, maar ook omdat het zo’n mooie tegenhanger is van Brittens Vigilate. De jonge Amerikaanse componist heeft zich in korte tijd tot de lieveling van koren over de hele wereld gemaakt. Hoewel de belangstelling voor muziek vanaf zijn jongste jaren aanwezig was, leek het er aanvankelijk niet op dat hij zou uitgroeien tot een succesvol componist; hij kon de discipline niet opbrengen om piano te leren spelen en hij werd uit een blaasband gezet wegens wangedrag. Tot zijn eigen verbazing werd hij toegelaten tot een muziekstudie en liet hij zich overhalen om in het koor mee te zingen (naar eigen zeggen omdat er leuke meisjes meededen bij de sopranen). Maar bij de eerste repetitie van Mozarts Requiem sloeg hij om als een blad aan de boom: 'Mijn leven veranderde drastisch op die dag en ik werd een koorfanaat van de eerste orde'. In zijn uiterst toegankelijke stijl vallen vooral de soms zeer compacte en dissonante samenklanken op die doen denken aan close harmony. Ook weet hij keer op keer te verrassen met originele vondsten, waarin hij de mogelijkheden van een koor goed weet uit te buiten.
Sleep (1999) was een opdrachtwerk dat oorspronkelijk werd geschreven op een gedicht van Robert Frost. Helaas gaven de erven van de dichter geen toestemming voor het gebruik van dit gedicht en Whitacre moest het werk terugtrekken. Uiteindelijk vroeg hij de dichter Charles Anthony Silvestri om een nieuw gedicht te maken op de bestaande muziek. Dat werd Sleep. Het gedicht gaat over de half slaap– half waaktoestand waarin we soms verkeren voor we in slaap vallen. Dat dit uiteindelijk gaat lukken, mag blijken uit het slot van het werk: een (bijna) 21ste eeuws madrigalisme…