Johann Sebastian Bach (1685-1750): Ich lasse dich nicht, du segnest mich denn, BWV Anhang 159 (SATB/SATB /bc)
Peter Cornelius (1824-1874): Busslied, op. 13 nr. 1 (SATB)
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847): Mitten wir im Leben sind, op. 23 nr. 3 (SSAATTBB) Johann Sebastian Bach: Preludium en Fuga in d, uit: Das Wohltemperierte Klavier, Boek II, BWV 876 (orgel solo)
Max Reger (1873-1916): Nachtlied, op. 138 nr. 3 (SATBB)
Johannes Brahms (1833-1897): O Heiland, reiss die Himmel auf, op. 29 nr. 2 (SATB)
Peter Cornelius: Liebe, dir ergeb’ ich mich! op. 18 nr. 1 (SSAATTBB)
Felix Mendelssohn: Fuga in f (orgel solo)
Felix Mendelssohn: Herr, nun lässest du deinen Diener in Frieden fahren, op. 69 nr. 1 (SATB)
Johann Sebastian Bach: Lobet den Herrn, alle Heiden, BWV 230 (SATB /bc)
PAUZE
Max Reger: Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit, op. 138 nr. 1 (SATB/SATB)
Johannes Brahms: Schaffe in mir, Gott, ein rein Herz, op. 29 nr. 2 (SATBB)
Robert Schumann (1810-1856): Skizze 3 in f, uit: 4 Skizzen, op. 58 (orgel solo)
Johann Sebastian Bach: Jesu, meine Freude, BWV 227 (SSATB /bc)
Vocaal Ensemble Multiple Voice o.l.v. Paul de Kok David Jansen, orgel
Programmatoelichting De muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750), zijn grote vocale werken als de Hohe Messe en de Matthaüs Passion voorop, zijn niet meer weg te denken uit ons concertleven. We kunnen ons daarom bijna niet voorstellen dat dit in het verleden wel eens anders is geweest. Nog tijdens Bachs leven raakte zijn muziek uit de mode, een lot overigens dat wel meer componisten ten deel is gevallen. Bach werd eigenlijk alleen nog gewaardeerd vanwege zijn verdiensten als organist en om zijn uitzonderlijke vakmanschap in het contrapunt. De composities uit zijn laatste jaren, zoals de Hohe Messe en Die Kunst der Fuge, schreef Bach dan ook voor zichzelf en mogelijk als muzikaal testament voor zijn nageslacht. Hij verwachtte niet dat deze muziek ook daadwerkelijk zou worden uitgevoerd, in elk geval niet tijdens zijn leven.
Aan het einde van de achttiende eeuw ontstond nieuwe belangstelling voor Bachs muziek en begon een groep leerlingen zijn muziek in kleine kring opnieuw uit te voeren. Mozart en Haydn kwamen op deze manier met de muziek van Bach in aanraking en werden er door beïnvloed. Een meer algemene herwaardering volgde in het begin van de negentiende eeuw, mede als uitvloeisel van de hang naar het verleden, die de vroege romantiek kenmerkte.
Het toenemende enthousiasme voor de muziek van Bach bereikte een hoogtepunt in de herontdekking en heruitvoering van Bachs Matthäus Passion in 1829, een eeuw na de eerste uitvoering van het werk. Deze door componist Felix Mendelssohn gedirigeerde uitvoering betekende een historisch keerpunt in de appreciatie van Bach als componist. De door Mendelssohn van verschillende coupures voorziene en aan de smaak van de tijd aangepaste passie was een groot publiek succes.
Tegen deze achtergrond is het goed te begrijpen dat de muziek van Bach belangrijke invloed uitoefende op de composities van Mendelssohn en verschillende andere Duitse componisten na hem. Deze invloed, die hoorbaar is in vele werken van romantici als Mendelssohn, Brahms, Cornelius en Reger, staat in ons programma centraal.
De zes Motetten BWV 225-230 nemen een uitzonderlijke positie in binnen het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Het puur vocale motet was ook al in zijn tijd een wat gedateerd genre geworden. De prominente plaats die het motet eeuwenlang in de liturgie had ingenomen – in de renaissance was het motet naast de mis het belangrijkste muzikale genre – was inmiddels overgenomen door de cantate. Bach componeerde zijn motetten dan ook voor bijzondere gelegenheden en niet voor de wekelijkse liturgie. Vier motetten waren bedoeld voor een begrafenis, de twee overige voor een andere, eenmalige gebeurtenis.
Het vierstemmige Lobet den Herrn, alle Heiden wijkt in een aantal opzichten af van de andere vijf motetten. Zo mist dit motet als enige een koraal, hetgeen tezamen met nog een aantal andere afwijkende kenmerken, van tijd tot tijd twijfel heeft doen rijzen over de authenticiteit van het werk.
Het achtstemmige, dubbelkorige motet Ich lasse dich nicht, du segnest mich denn BWV Anhang 159 werd lange tijd niet aan Bach toegeschreven, maar aan een van zijn voorgangers uit de familie Bach, Johann Christoph Bach (1642-1703). Vrij recent is komen vast te staan dat dit korte motet wel degelijk een (vroeg) werk van Johann Sebastian Bach betreft, al is er een duidelijke stilistische verwantschap met de composities van Bachs oudere familielid. Er is nu dus in feite sprake van zeven door Bach gecomponeerde motetten.
Twijfel over het auteurschap is er in elk geval niet bij het vijfstemmige Jesu, meine Freude, waarin het gelijknamige koraal van Johann Crüger een zeer prominente rol vervult. Dit motet is het vroegste werk van de zes grote Bach-motetten, maar tevens ook het langste en meeste complexe. De compositie is elfdelig en strikt symmetrisch van opbouw: rond het centrale, fugatische zesde deel (‘Ihr aber seid nicht fleischlich’) bevinden zich aan weerszijden vijf delen, waarvan de oneven delen gebaseerd zijn op het koraal en de even delen vrij gecomponeerd zijn, op basis van een Bijbeltekst uit Romeinen 8. Dit motet is zonder twijfel het meest gevarieerde en meest expressieve van de hele reeks, niet in het minst doordat Bach de gebruikte Bijbeltekst op vele plaatsen van een uiterst effectieve muzikale tekstuitbeelding voorziet.
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) was al op zeer jonge leeftijd via de Berliner Singakademie van Carl Friedrich Zelter zeer vertrouwd geraakt met de regels van de polyfonie. Zijn latere sacrale composities tonen duidelijk zijn grote bewondering voor de machtige traditie van de vocale muziek reikend van Josquin tot Bach. Mendelssohn is in staat het verfijnde contrapunt van Bach te combineren met een veelvoud aan andere compositietechnieken en met het meer emotionele vocabulaire van de romantiek.
Zijn Mitten wir im Leben sind ontstond in 1830 in Rome, tijdens Mendelssohns Grand Tour door Italië. Het is een subliem voorbeeld van een koraalmotet, dat sterk door de muzikale voorbeelden van Johann Sebastian Bach is beïnvloed. Karakteristiek voor deze compositie van Mendelssohn is de effectieve afwisseling tussen antifonale, homofone koraalzettingen en sterk contrapuntische gedeelten. In een brief aan zijn zus Fanny noemde de componist het motet ‘wohl eins der besten Kirchenstücke, die ich gemacht habe’. Anders van sfeer is het fraaie en bezonken Herr, nun lässest du deinen Diener (Nunc dimittis), onderdeel van de drie motetten op. 69 uit 1847, het sterfjaar van de componist. Dit opusnummer werd oorspronkelijk geschreven voor de Anglicaanse eredienst en omvat de drie bekende canticles Nunc dimittis, Jubilate Deo en Magnificat. De werken zijn later ook met een Duitse tekst uitgegeven.
Ook voor Johannes Brahms (1833-1897) was Bach een belangrijk voorbeeld, zij het lang niet het enige. Brahms baseerde zich in zijn koormuziek op meerdere historische voorbeelden. Naast Bach zijn dat bijvoorbeeld Giovanni Gabrieli en Heinrich Schütz. Met name in zijn dertien motetten voor koor a cappella is sprake een van een duidelijke historische invloed. Zo gebruikt Brahms technieken als imitatie, canon en fuga, modaliteit, orgelpunt, koraalharmonisatie, madrigalisme en coro spezzato, die aan uiteenlopende renaissance- en barokvoorbeelden zijn ontleend. Brahms slaagt er in, zeker in de latere motetten, deze historische technieken volledig met zijn eigen stijl in synthese te brengen. Van pure imitatie is dan ook geen sprake.
Het vroege Schaffe in mir, Gott, ein rein Herz uit 1857 is een meerdelig motet, geschreven op basis van verschillende muzikale technieken. Zo zijn het eerste en derde deel gebaseerd op canontechniek en zijn de delen twee en vier fugatisch. Bach is duidelijk hoorbaar aanwezig! Het enkele jaren later gecomponeerde O Heiland, reiss die Himmel auf is een koraalmotet, bestaande uit vijf koraalvariaties (zoals we die bij Bach in zijn koraalvoorspelen geregeld tegenkomen) en een afsluitend ‘Amen’ in de vorm van een dubbelcanon.
Peter Cornelius (1824-1874) is een minder bekende tijdgenoot van Mendelssohn en Brahms, maar gold in zijn eigen tijd wel degelijk als een van de belangrijkste Duitse koor- en liederencomponisten. Zijn Busslied is rechtstreeks aan Bach ontleend: het is een bewerking van de Sarabande uit de Eerste Franse Suite voor klavecimbel van Bach tot een compostie voor vierstemmig koor. De tekst heeft Cornelius gebaseerd op psalm 88. Minder aan Bach verwant, maar wel een mooi voorbeeld van zijn harmonisch rijke compositiestijl, is het achtstemmige Liebe, dir ergeb’ ich mich!
In een programma met romantici in de traditie van Bach mag Max Reger (1873-1916) natuurlijk niet ontbreken. Hij is hier vertegenwoordigd met twee composities waarin het Bach-koraal duidelijke sporen heeft nagelaten. Zelfs in deze voor Regers doen vrij korte werken is goed hoorbaar dat hij een meester was in de synthese van een doorwrocht contrapunt met een rijke, eigentijdse harmonische taal. Indrukwekkend in al haar eenvoud is vooral het filosofische Der Mensch lebt und bestehet nur eine kleine Zeit, een dubbelkorige compositie voor 8 stemmen, waarmee Reger zijn Acht geistliche Gesänge op. 138 opent.