Toen de uitgever Henry Playford in 1698 zijn eerste bundel van ‘Orpheus Britannicus’ publiceerde (een anthologie van Purcells liederen) schreef hij in de inleiding: ‘Het uitzonderlijke talent van de componist in allerlei muzieksoorten is algemeen bekend, maar hij werd vooral bewonderd om zijn vocale muziek. Hij bezat een bijzondere gave om het kenmerkende van de Engelse taal tot uitdrukking te brengen, waarbij hij de emoties van al zijn toehoorders beroerde.’
Het is zeker waar dat Purcell in zijn liederen, anthems, odes en werken voor het theater de Engelse taal op een natuurlijke manier van muziek wist te voorzien en dat zijn inventiviteit op dat gebied bijna onbegrensd leek, maar het is niet de hele waarheid. Ook in zijn instrumentale muziek toonde hij zich bijzonder vindingrijk. Zijn vroege fantasia’s, geschreven in of vóór 1680, de sonata’s of three parts (1683) en de sinfonia’s die zijn vocale werken inleiden zijn daarvan een bewijs.
Purcell begon zijn loopbaan als koorknaap in de Chapel Royal. Zijn oudste overgeleverde compositie is het driestemmige lied ’Sweet tyranness’ uit 1667. Toen hij de baard in de keel kreeg moest hij het koor verlaten en werd hij aangesteld als assistent-beheerder van de koninklijke instrumentenverzameling, als kopiïst en als verantwoordelijke voor het stemmen van het grote Westminster-orgel. Verder kreeg hij ook compositielessen van John Blow. In 1677 vloeide daar zijn titel "composer without fee to His Majesty in the place of Matthew Locke, deceased" uit voort. Twee jaar later kreeg hij zijn eerste betaalde aanstelling toen hij John Blow opvolgde als organist van Westminster Abbey.
In 1680 schreef hij zijn eerste Welcome Songs voor Charles II. Ook componeerde hij voor het eerst muziek voor het theater, een genre dat hem meer en meer zou gaan bezighouden, al componeerde hij uiteindelijk maar één echte opera: Dido and Aeneas.
Na het overlijden van John Hingeston, de beheerder van de instrumenten van de koning, nam Purcell deze taak over, een verantwoordelijke taak die Purcell heel serieus nam. Zo kennen we een gedetailleerd rapport van Purcells hand waaruit blijkt dat de kosten voor het schoonmaken en repareren van het orgel in de Chapel Royal, het stemmen van het klavecimbel en zijn eigen salaris ₤81 bedragen.
Na Charles II diende Purcell nog onder twee andere vorsten: James II (1685 – 1688) en Willem III van Oranje die was getrouwd met koningin Mary. Voor al deze vorsten componeerde hij ceremoniële muziek voor allerlei gelegenheden: troonsbestijgingen, verjaardagen, huwelijken en welkomsodes. Onder James, die katholiek was, nam de hoeveelheid kerkmuziek die Purcell schreef drastisch af. Ook tijdens de regeerperiode van ‘William and Mary’ componeerde hij nog maar een handjevol anthems.
Uit de laatste jaren van zijn leven is niet zoveel bekend. De laatste muziek die hij voor het hof componeerde was bedoeld voor de begrafenis van koningin Mary die eind 1694 overleed. Purcell kon toen nog niet weten dat diezelfde muziek binnen het jaar nog eens zou klinken, maar dan voor zijn eigen begrafenis. Op de dag van zijn dood, 21 november 1695, schreef hij zijn testament waarin hij al zijn bezittingen naliet aan zijn vrouw Frances. Vijf dagen later werd hij bijgezet in Westminster Abbey, muzikaal begeleid door de samengevoegde koren van Westminster Abbey en de Chapel Royal.
Er is veel gespeculeerd over de vroege dood van Purcell. Het meest waarschijnlijk is dat hij overleed aan tuberculose, maar er is ook een 19e eeuws verhaal waarin verteld wordt hoe Purcell graag tot in de kleine uurtjes in de taveerne ‘The Hole in the Wall’ verbleef. Op een koude avond, een uur nadat de avondklok had geluid, zou hij ‘heated with wine’ zijn thuisgekomen. Maar, ontstemd over zijn gedrag, zou zijn vrouw opdracht hebben gegeven aan de bedienden om hem niet binnen te laten. Hierdoor zou hij ziek zijn geworden en uiteindelijk zijn overleden.
De hoeveelheid werken die Purcell in zijn korte leven bij elkaar componeerde is opmerkelijk: meer dan honderd anthems en services, theaterwerken, incidentele muziek bij meer dan veertig toneelstukken, meer dan honderd wereldlijke liederen en duetten, meer dan veertig instrumentale werken en 24 odes en welcome songs. In alle genres toonde hij zich een meester met een enorme inventiviteit en groot vakmanschap.
Misschien dat Dido and Aeneas en een aantal van zijn liederen hem het eerst bekend hebben gemaakt bij een groot publiek. Veel minder bekend zijn zijn anthems (in feite de Anglicaanse tegenhanger van het Latijnse motet) waarvan we er een aantal zullen uitvoeren. Purcell kon in zijn kerkmuziek voortborduren op de werken van voorgangers als William Child, Mathew Locke en Henry Cooke. De oudere anthems waren vooral ‘full anthems’, utsluitend gezongen door het koor. Later werden gedeelten ingelast voor solostemmen en kregen instrumenten een belangrijke rol. Zo ontstond de ‘verse anthem’. Purcell schreef in beide categorieën meesterwerken
De full anthem Remember not, Lord our offences ontstond rond 1680 en is dus een relatief vroeg werk. Toch is Purcells vakmanschap en dramatische kracht volop aanwezig. Na een paar eenvoudige akkoorden wordt de spanning opgebouwd, waarbij Purcell steeds nadrukkelijker dissonanten inzet. De climax wordt bereikt op de massieve smeekbede ‘spare us good Lord’
Uit dezelfde periode komt de full Anthem O Lord God of hosts, een van de drie achtstemmige anthems die Purcell schreef. Het is gebaseerd op de desolate tekst van Psalm 80 en is een mooi voorbeeld van Purcells gave om vorm aan te brengen in langere werken. Zo brengt hij op verschillende plekken het aantal stemmen terug tot drie of vier, waarmee hij de anthem donkere en lichte kleuren meegeeft en voorkomt dat het werk te massief wordt.
Nog een meesterwerkje uit deze periode is de zesstemmige full Anthem O God thou hast cast us out gebaseerd op Psalm 60. De verschillende tekstfragmenten worden voorzien van eigen motieven die de tekst uitstekend uitdrukken. Zo is de aanhef ‘O God’ die zich door het hele koor beweegt een duidelijke manier om de aandacht te trekken en geeft het daaropvolgende springerige, quasi richtingloze motiefje de betekenis van het woord ‘scattered’ (to scatter = verstrooien) uitstekend weer.
De verse anthem Rejoice in the Lord alway is altijd een populair werk geweest. Het stamt uit de jaren 1682 – 1685 toen Purcell zich nog vooral beperkte tot strijkers als begeleidende instrumenten. Het werk draagt de bijnaam ‘The Bell Anthem’ vanwege de opening, waarin de strijkers klokken imiteren.
Het motet Jehova, quam multi sunt hostes is een beetje een vreemde eend in het oeuvre van Purcell. Het is één van de slechts twee Latijnse motetten die hij schreef. Het is niet bekend waarom Purcell deze motetten schreef. Het is in ieder geval niet waarschjnlijk dat ze in de Chapel Royal zijn uitgevoerd. Hoe dan ook, het motet is een vreemde combinatie van renaissance contrapunt en vooruitstrevende passages met sologedeelten voor tenor en bas die doen denken aan de Italiaanse stijl. Hier en daar gebruikt Purcell gedurfde dissonanten. Edward Elgar die het werk orkestreerde vroeg zich zelfs af of de partituur die hij gebruikte misschien drukfouten bevatte.
Het gebruik om leden van het koninklijk huis te eren met muziek stamde uit het begin van de regeerperiode van Charles. Verjaardagen en de terugkeer van de koning naar Londen na een verblijf elders waren de belangrijkste aanleidingen voor Odes en Welcome songs. Na de troonsbestijging van Willem III werd de Welcome song afgeschaft, maar Purcell schreef nog wel zes Odes voor de verjaardag van koningin Mary. Deze werken zouden kunnen worden omschreven als wereldlijke cantates voor solostemmen, koor en orkest. De werken voor Charles en James gebruiken voornamelijk strijkers, de latere werken zijn vaak rijker georkestreerd.
Why, why are all the Muses mute? is de eerste Welcome Song die Purcell schreef voor James. Hij werd waarschijnlijk op 14 oktober 1685 uitgevoerd toen de hofhouding na een verblijf op Windsor terugkeerde naar Londen. Het werk begint opmerkelijk genoeg niet met de gebruikelijke symphony maar met een tenorsolo gevolgd door het koor. De reden hiervoor wordt snel duidelijk: de instrumenten slapen nog. Als ze worden wakker gemaakt omdat Caesar (lees: James) verschijnt volgt alsnog de symphony. Daarna volgt een opeenvolging van prachtige solo’s, duetten, trio’s en koren afgewisseld met ritornello’s van de strijkers. Een hoogtepunt in het werk is ongetwijfeld de alt solo Britain, thou now art great gebaseerd op een van Purcell’s mooiste grounds. De ground was ongetwijfeld een specialiteit van Purcell. Hierbij beweegt zich de melodielijn boven een zich steeds herhalend motief in de bas. De grounds van Purcell zijn vooral zo meesterlijk omdat zijn melodieën zich onafhankelijk van de bas lijken te gedragen, maar er toch nauw mee verbonden blijven. Zijn beroemdste ground is ongetwijfeld de lamentatie van Dido aan het slot van Dido and Aeneas, maar ook Britain, thou now art great is een voorbeeld van zijn meesterschap.
Richten we ons tenslotte op de Funeral sentences, geschreven voor de begrafenis van de geliefde koningin Mary. ‘Geschreven’ is eigenlijk niet het juiste woord want de drie anthems componeerde Purcell al in 1680-82. Wel bewerkte hij ze en voegde er een mars en canzona voor koperblazers aan toe. In ooggetuigenverslagen lezen we dat de begrafenis een indrukwekkende gebeurtenis was, ongekend in de Engelse geschiedenis. De totale kosten van de ceremonie werden geschat op ₤100.000, in die tijd een astronomisch bedrag. De muziek van Purcell had een belangrijke functie in de plechtigheid en zijn sterk persoonlijke en ontroerende muziek bewoog de luisteraars tot tranen.
De anthems behoren inderdaad tot Purcells mooiste en gedurfde vocale werken, waarin tekst en muziek naadloos op elkaar aansluiten. Luister naar de stijgende en dalende melodielijn op ’He cometh up, and is cut down’ in Man that is born of a woman, de wringende chromatiek op ‘into the bitter pains’ in In the midst of life en de grote dalende melodiesprongen op ‘to fall’ aan het slot van Thou knowest, Lord en het wordt duidelijk dat we de woorden van Henry Playford, waaarmee deze toelichting begint, alleen maar kunnen onderschrijven.